-
1 benefit
n. winst, baat; voordeel--------v. profiteren; winst maken, voordeel halenbenefit1[ benniffit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 voordeel ⇒ profijt, hulp3 benefiet ⇒ liefdadigheidsvoorstelling, benefiet-♦voorbeelden:for the benefit of • ten voordele van————————benefit2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ten goede komen aan ⇒ goed doen voor/aan♦voorbeelden: -
2 doubt
n. twijfel--------v. twijfelen, betwijfelendoubt1[ daut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 twijfel ⇒ onzekerheid, aarzeling♦voorbeelden:be in no doubt about something • ergens zeker van zijncast/throw doubt(s) (up)on • in twijfel trekkenhave one's doubts about something • ergens aan twijfelenbeyond doubt • stellig, zonder enige twijfelin doubt • in onzekerheidwithout (a) doubt • ongetwijfeldno doubt • ongetwijfeld, zonder (enige) twijfeldoubt (as to/about) whether, doubt if • onzekerheid of————————doubt2〈 werkwoord〉1 twijfelen (aan) ⇒ onzeker zijn, betwijfelen♦voorbeelden: -
3 give someone the benefit of the doubt
English-Dutch dictionary > give someone the benefit of the doubt
-
4 the benefit of the doubt
-
5 to give someone the benefit of the doubt
iemand het voordeel van de twijfel gevenEnglish-Dutch dictionary > to give someone the benefit of the doubt
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский